OVER HET EERSTE HAAGSCH GYMNASIUM
12
G. Bolkestein, Voorgeschiedenis
1796—1863, bl. 149.
van het middelbaar onderwijs
De hierboven aangegeven veranderingen in het curri
culum van de school zijn natuurlijk niet de eenige, en de
allerbelangrijkste is waarschijnlijk die, welke door in
voering van een nieuw leerplan aan de Gymnasia een
B-afdeeling voor wis- en natuurkundige vakken be
zorgde, die door vele deskundigen als zéér doeltreffend
wordt geprezen; deze latere veranderingen zijn echter
niet het gevolg van plaatselijke oorzaken, maar van de
landswetgeving (K.B. 26 Mei 1922) en de school heeft
ze dus met alle Gymnasia gemeen.
Gedurende de 100 jaren van zijn bestaan stond het
Gymnasium onder leiding van 6 rectoren: 1°. Dr. C. Bax
1833 (’38); 2°. Dr. L. R. Beynen 1862—78; 3°. Dr. J.
Rutgers 1878—'97; 4°. Dr. Th. van Aalst 1897—1919;
5°, Dr. H. Cannegieter 19194936 en 6°. Dr. J. van
Ijzeren.
Dr. Bax (geb. 1792) sinds 1816 in dienst van de stad,
was 29 jaren rector, had in’t geheel 46 jaren dienst. Hij
is de eigenlijke stichter van de school. Volgens Bolkestein
zou het initiatief tot hervorming van de oude Latijnsche
School, uitloopend op de splitsing in 2 afdeelingen, uit-
gegaan zijn van den inspecteur Wijnbeek 1Ik vind zijn
naam bij de stichting van het Haagsch Gymnasium echter
nergens vermeld, en houd het er voor, dat inderdaad
Dr. C. Bax de feitelijke „stichter" is geweest, al zijn de
betreffende gedachten reeds tamelijk oud. Men roemt
Bax om zijn warme vaderlandsliefde en hooge gezind
heid, die zich o.a. ook uitte in van stadswege gedrukte
redevoeringen, die men welsprekend oordeelde; zijn
beteekenis ligt in zijn rol bij de stichting der school, en
in zijn onderwijs. Al is het niet wel mogelijk zich een