EN IN HET BENOORDENHOUT 215 geval ook wel ambachtswateringen. De zorg voor de schei-, ook wel heinslooten genoemd, valt den belenden- den eigenaars toe, natuurlijk onder toezicht van een hoogere instantie. Het zijn nu in het algemeen, en in het Haagsche ge bied zoo goed als uitsluitend, de groote waterloopen en de banweteringen, die bij de localisatie der perceelen, dus in de belendingen en in algemeener plaatsaanduidin gen, een rol spelen. Daarbij dient men dan nog in het oog te houden, dat zij soms uit natuurlijke waterloopen, tevens meestal natuurlijke grenzen, zijn ontstaan, soms ook door verbreeding en uitdieping van een reeks aan eensluitende scheislooten gevormd zijn. In beide geval len is dus de nevenfunctie van grenssloot van zelf ge geven. Het bijna uitsluitend benutten der grootere wateren bij het opgeven van belendingen blijkt zoover te gaan, dat bij aanwezigheid van slechts een zoo’n ban watering in een bepaald gebied eenvoudigweg van ,,de watering” gesproken wordt, ondanks dat het aantal heinslooten vele tientallen groot kan zijn. In plaats dat men zich in zoo’n geval voor de moeilijkheid van een keus gesteld ziet, blijft er zelfs geen keus over, wanneer er van de watering zonder meer gerept wordt. Het be hoort in het gebied van Den Haag tot de uitzonderingen, wanneer een gewone perceelscheisloot in een belending genoemd wordt. Vaak is de benaming of de nadere aan duiding dan bovendien van dien aard, dat vergissing uitgesloten is ten aanzien van den aard van de sloot. Het is waarschijnlijk overbodig er hier nog op te wijzen, dat bij localisaties van terreinen de kaart, mits met overleg geraadpleegd, onmisbaar is. Daarbij dient men dan nog wel gedachtig te zijn aan het woord van De Flou, dat opgaven van groote landkaarten, zoowel oude als hedendaagsche, als minderwaardige bronnen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1939 | | pagina 231