GRENSWATERINGEN IN HET NOORDVEEN 216 verdienen betiteld te worden Deze opmerking ziet men bevestigd in de mededeeling van de gebroeders Kruikius, dat hun voorganger Floris Balthazarsz niet met de noodige accuratesse gewerkt had 2)Voor het gebied, dat ons hier bezig houden zal, wil ik op een paar zulke onnauwkeurigheden in oude kaarten wijzen. Op het kaartblad in den atlas van Floris Balthazarsz, bevattende de streek van Den Haag ongeveer van het oosteinde van het Bosch tot Loosduinen 3), vindt men den naam ’t Veentge gegeven aan het gebied tusschen de Beeklaan en de Laan van Eikenduinen, terwijl het land tusschen het Noordeinde en de Beeklaan onbe noemd blijft. Nu is het bekend, dat al het veenland tus schen de beide laatstgenoemde wegen ter weerszij van de watering, die op de bedoelde kaart ,,De Beeck” ge- heeten is, ten tijde dat de kaart ontstond, het Kleine Veentje of Noordveentje werd genoemd. Om één uit de talrijke voorbeelden te noemen: toen Louise de Coligny in 1609 het land kocht, waar later de Princes- setuin werd aangelegd, heet zelfs dit te liggen in het Kleine Veentje. Het land tusschen de Beeklaan en de kerklaan van Eikenduinen, grootendeels zandig van aard, verschijnt in de meest verschillende bronnen onder den naam van de Mient of het Mientje van Eikenduinen. Men zal daarom wel niet mistasten door te beweren, dat de naam ’t Veentje op een verkeerde plaats terecht gekomen is. Verder valt op te merken, dat men de be naming van Beeck voor de hoofdwatering van het Kleine Veentje in de transportregisters, voor zoover zij 1) K. de Flou. Over de bronnen voor toponymie, 1929. 2) M. G. Wildeman. De groote kaart van Delfland van 1712. Oud-Holl. 1900, bl. 233. 3) In het kaartboek op het Alg. Rijks Arch, komen twee verschil lende kaarten van Den Haag met omstreken voor.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1939 | | pagina 232