EN IN HET BENOORDENHOUT 229 x) Hyp.reg. Den Haag, 13/9/1544, no. 463, f. 256. 2) Het verdient opmerking, dat hier als belending opgegeven zou zijn een terrein, dat gelegen is aan de overzijde van de hoofdwate ring, die de feitelijke begrenzing uitmaakt. Zulke gevallen komen echter meer voor; somwijlen vindt men dat dan uitgedrukt door de woorden: respondeerende jegensZoo bijv, in het transport van 5/10/1566, inv. no. 393, no. 1215, f 379 v, waarin als zuidbelending van een stuk land verschijnt de watering in 't Cleijne Veentje, res pondeerende jegens het land van de proostije. Een acte uit het hyp. reg. 1) maakt duidelijk, hoe de laan ook den naam van Willem Goudt kon dragen. In 1544 verhypothekeert jkvr. Marie Geryts, weduwe van Willem Goudt, zekere van hare bezittingen, nl. 1°. de helft van een woning met landen, huizen, schuren, enz. benoorden Den Haag; 2°. de helft van 2 mg 3 h lands nevens voorn, woning; 3°. nog ander land in die omgeving; 4°. haar huis, erf en boomgaard, waar zij tegenwoordig in woont in het Noordeinde en 5°. een beplante laan. Uit de bij elk onderdeel opgegeven belendingen blijkt, dat het eerst genoemde perceel, de woning met landen enz., niet ge legen is ter zijde van het Noordeinde, maar wel ter zijde en ten westen van de huidige Zeestraat, dus tusschen den Hoogen Wal en ongeveer de Laan van Meerdervoort. De 2 mg 3 h liggen daarnevens en zijn eveneens ten zui den door de watering begrensd, echter niet alleen door de watering, maar ook door de laan, strekkende van het voorn, land tot in de Molenstraat. 2) In deze laan zie ik de door Louise de Coligny gekochte één morgen van Pieter van Persijn met de laan van Floris van Dam er op; het is de boven sub 5 genoemde laan. De reden van de naamsverandering is dan daarin gelegen, dat de laan van de Molenstraat uit toegang gaf tot een uitgebreid grondbezit, dat Willem Goudt zich bij zijn leven in den loop der jaren benoorden de watering ten westen van den

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1939 | | pagina 246