OVER HET EERSTE HAAGSCH GYMNASIUM 15 koperen bruiloft zijn oudsten zoon aan het toelatings examen tot een gymnasium zal onderwerpen.” Deze circulaire-geschiedenis wordt dan gevolgd door een venijnige correspondentie tusschen Rutgers en den heer Rochussen werkelijk aangenaam om te lezen. Deze rectoren, Beynen en Rutgers, leefden elk naar zijn aard, volop mee met den tijd. Beynen was vriend en geestverwant van Beets, Hazebroek, Gewin, Mevr. Bos- boom—Toussaint, naderde later Groen van Prinsterer, had vaste bijeenkomsten met predikanten als Bronsveld en diens kring, schreef in vele Christelijke tijdschriften en had een positief-christelijke, gematigd protestant- orthodoxe levensbeschouwing, die hij ook in zijn onder wijs liet gelden. In het reglement op de schooltucht van 1862, bepaalt art, 5: ,,in ieder schoollokaal worden de werkzaamheden begonnen met gebed, uitgesproken door den eersten leerling der klasse, die insgelijk aan het eind der laatste les van den dag, met dankzegging besluit.” In geen der volgende reglementen heb ik deze bepaling aangetroffen. Of zij inderdaad werd nagekomen, weet ik niet. Hij bevorderde het bijzondere, christelijke onder wijs. Rutgers was meer een liberaal, zijn belangstelling richtte zich vooral op de Grieksche kunst. Hiernaast is van Aalst weer een gansch andere figuur: van even dege lijk wetenschappelijk gehalte, maakte hij meer den indruk allereerst te letten op wat en hoe er gedoceerd werd; hij verkreeg als schoolman zeer terecht een hoogen naam: al is het waar, dat de door de eeuwen heen gecanoniseerde klassieke leerstof van het gymnasium gemakkelijk kan misbruikt worden tot steriel filologisch dorschen het lijkt toch niet juist deze stof enkel en alleen als leermiddel te beschouwen: een systeem van opvoeding waarin deze stof haar eigen norm verliest en tot heil der leerlingen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1939 | | pagina 24