GRENSWATERINGEN IN HET NOORDVEEN 236 de graaf, terrein in erfpacht uitgaf, bleef de eigendom van den grond hem rechtens toebehooren. Onafhankelijk van de overige voorwaarden, waarop de erfpachter een bepaald perceel in gebruik gekregen had, betaalde hij jaarlijks aan den eigenaar, in het gestelde geval dus den graaf, een geringe vergoeding, hetzij in geld, hetzij in natura, bijv, met kapoenen, of wel gedeeltelijk op de eene, gedeeltelijk op de andere wijze. Door de geregelde betaling daarvan erkende de erfpachter het grondeigen- domsrecht van den graaf. In den loop der tijden nam de verhouding tusschen eigenaar en erfpachter een anderen vorm aan: de erfhuurder ging zich op den duur als eige naar beschouwen, omdat hem feitelijk alle rechten van een eigenaar toekwamen, mits hij zijn jaarlijksche recog nitie betaalde, terwijl de erfpacht voor den oorspronke- lijken eigenaar niet meer dan een vaste jaarlijksche grondrente werd. Eenig recht op den grond behalve dat van inning van de tot grondrente verworden erfpacht liet de oorspronkelijke eigenaar, thans blooteigenaar, niet meer gelden, althans niet op de oudtijds uitgegeven gron den. Zooal niet de eerste en oudste erfpachter, dan toch zijn nazaten handelden geheel, alsof het erfpachtsland hun eigendom was. Zij konden het dus verhuren, ver- koopen, wegschenken, doen vererven, weer in ondererf- pacht uitgeven, enz., maar er ook allerhande geldelijke lasten op vestigen. Zij stelden hun landbezit als waar borg voor door hen opgenomen gelden en bezwaarden het met losbare of met eeuwige renten 1Landerijen, waar- -1) A. S. de Blécourt. Kort begrip van het oud-vaderlandsch bur gerlijk recht, 4de druk, 1932. Zie vooral bl. 212 (rolverwisseling) en bl. 233 (grondrenten). W. van Iterson behandelt dit verschijnsel van rolverwisseling, waaraan hij liever den naam eigendomsverschuiving wenscht toe te kennen, in zijn dissertatie: ,,De historische ontwikkeling van de rech ten op den grond in de provincie Utrecht", 1932, dl. I, bl. 76 e.v.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1939 | | pagina 253