EN IN HET BENOORDENHOUT
239
glimp
van het geslacht van Wasse-
het register dagteekenen
ningen. In 1458 vangt men in het hofboek nog een
op van een dergelijke kwestie in het Noordveen.
Van belang lijkt mij ook nog, wat Obreen meedeelt
aangaande de stichting van het huis Cranenburg. Een
afstammeling uit het geslacht Wassenaar, nl. Willem,
heer van Cranenburg bij Bleiswijk, stichtte een huis te
Eikenduinen bij ’s Gravenhage, dat hij ook Cranenburg
noemde en dat hij van den heer van Wassenaar in leen
ontving met de tienden van Scheveningen en Slebosch en
het recht om een paar zwanen te mogen houden in het
Wijndaler meer. Zijn naam komt reeds voor in 1330; hij
overlijdt kinderloos in 1362.
„Terra de Sceveninghe” zonder nadere bepaling of be
perking was dus onder Floris V omstreeks den jare
1280 2) een leen in handen van den heer van Wassenaar.
Scheveningen, Eikenduinen, het Wijndalermeer d.i. een
stuk van Segbroek, het zijn alles namen, die er op wijzen,
dat het gebied ten noorden en ten noordwesten van Den
Haag zich in handen van den heer van Wassenaar be
vond. Daarmee is dan tevens wel gezegd, dat er een
grens tusschen dat gebied en het ambacht van Den Haag
gedacht moet worden. Gelet nu op de omstandigheid, dat
de zuidgrens van Haagambacht in het Zuidveen lag en
dat men later de grafelijke erfhuur in Haagambacht naar
opgave der hofboeken niet over die grens ziet reiken, is er
dan misschien iets voor te zeggen, dat de grens der erf-
pachtsgronden in het Noordveen ook op een dergelijke
grens zou kunnen wijzen, m.a.w. dat afdeeling A het
oorspronkelijke, in ’s graven boezem gehouden of ge
komen Haagambacht is geweest?
1) H. G. A. Obreen, Geschiedenis 1
naar, bl. 68, 1903.
2) De inschrijvingen in dit gedeelte van
volgens Muller van vóór November 1282.