17.
GRENSWATERINGEN IN HET NOORDVEEN
254
No. 27. Zie no. 19.
stuk lands
(bijl. 3a,
en in andere stukken
No. 25. Een hofstede met 12}^ mg land „onder Seg-
broek" zonder opgave van belendingen, van ouds ge
naamd Cent Maartsz woning. De verkoop gaat uit van
de erfgenamen van Jacob Centen, een zoon en nazaat van
den zoo even bedoelden Cent Maartensz 2). Beide namen
komen vóór dien tijd als die van belendende eigenaars
van land ten oosten van de Beeklaan en noord van de
watering meermalen voor3). Indien dit land in den ver
koop van de hofstede begrepen is, dan vindt het voor
komen van de veenpacht een gereede verklaring. Zoo
niet, dan is dit het eenigste mij tot dusver bekende geval
van Wassenaarsche veenpacht met betrekking tot Seg-
broek.
No. 26. Zie no.
Dit verklaart de latere verhouding: 1 schelling 6 stuivers. Daarbij
heeft men in het oog te houden, dat de stuiver als zijnde 1/20 van een
pond, nog lang den naam van schelling naast dien van stuiver ge
voerd heeft. Men heeft dus de stuiver-schelling en de groote vlaam-
sche schelling van 6 maal grootere waarde.
Het pond hollands telde 15 stuivers of schellingen en gold 3/4 van
de waarde van het pond van 40 grooten vlaams. Dus 1 pond grooten
vlaams 6 caroligulden (of 6 pond van 40 gr.vl.) 8 pond hol
lands.
In plaats van de nog in de latere middeleeuwen algemeen gebrui
kelijke indeeling van 1/20 pond in 12 denarien treedt later een ver-
deeling van de stuiver in 16 penningen op. Maar ook reeds in oude
acten wordt gesproken van grooten, d.z. halve stuivers, die 8 pen
ningen waard zijn.
2) Geestelijk kantoor Delft, inv. no. 522g
van dat Kantoor.
3) Hyp.reg. Den Haag, 18/12/1563, no. 1032, f. 2; een
in het Noordveentje, belend ten W. Cent Maartensz, enz.
b, c).
Transp.reg. Den Haag, 28/2/1589, no. 860, f. 60; weiland in het
Kleine Veentje, belend ten Z. o.a. Vincent Maartsz, enz.