OVER HET EERSTE HAAGSCH GYMNASIUM
20
systeem is dus goed.” De jaarlijksche verslagen van
curatoren bevatten een zeer uitvoerige en scherpe critiek
op het onderwijs, tot 1875 dan worden de verslagen
ook minder rijk aan gegevens omtrent het inwendig leven
van de school.
Naast de soms overduidelijke en natuurlijk openbare
critiek op de wijze waarop de leeraren werken (het
gedrukte verslag van Curatoren wordt in den Gemeente
raad behandeld en is voor elkeen verkrijgbaar) staat
echter ook een krachtige en gezaghebbende steun als
het geldt op te komen voor die levensvoorwaarden der
docenten „waardoor zij hunnen rang in den deftigen
burgerstand waardiglijk kunnen ophouden”. (Verslag
Nov. '64). En eenmaal is het gebeurd dat het heele
collegium is afgetreden om principieele redenen. Dat was
in 1874, toen, bij verrassing, op voorstel van een der
meest invloedrijke en geziene gemeenteraadsleden (Mr.
de Pinto) de Raad besloot het minerval van 100, op
150 te verhoogen, omdat de school, die eigenlij k meende
Mr. de Pinto) alleen door zonen van gegoeden x) bezocht
t) Dit oordeel schijnt zeker juist te zijn voor 1862. In een schrijven
van Dr. Bax van 10 Sept. 1862 (aanwezig in 't archief van Cura
toren) leest men: „Opmerkelijk is de uitkomst geweest van het onder
zoek naar den stand der ouders van de leerlingen van het gymnasium.
Het waren rijken, hoogere ambtenaren en verder die als zeer ge
goede burgers bekend stonden. Gij zult uit de nevenstaande tabellen
zien, hoe groot doorgaans het verschil is geweest in het getal leer
lingen der eerste en tweede afdeeling De reden van de mindere
talrijkheid was gelegen in de hoogte van het minerval. De minder
bezoldigde ambtenaren, en de ouders van meerdere zonen, konden
er niet aan denken om hunne kinderen naar het Gymnasium te zen
den. Sommigen maakten nog wel gebruik van één of twee laatste
jaren, dikwijls tot nadeel van den geregelden cursus. De overige
scholen hadden altijd het voordeel van den minderen prijs
waarvoor men aldaar onderwijs kon bekomen; en wat zou het nu zijn,
wanneer men tot het ongelukkig denkbeeld kwam, om nog eens het
minerval hooger te stellen? Deus avertat hanc calamitatem!”