DER PORTUGEESCHE ISRAËLIETEN
29
's Hage; het is verworven in 1895 bij de veiling der ver
zameling Henriques de Castro en draagt thans het num
mer 1807 C 14. Hoe het in die verzameling beland was,
is een raadsel, evenals waar zich het tweede deel van het
geschrift bevindt, handelende over de vereeniging in 1743
van de twee Port.-Isr. Gemeenten te ’s-Gravenhage. Mis
schien berust dit tweede deel nog steeds in het archief
der Haagsche Port.-Isr. Gemeente, doch dat is niet na te
gaan. Het archief der Port.-Isr. Gemeente is namelijk
zelfs voor de eigen gemeenteleden niet toegankelijk, naar
Kerkbestuurders verklaren daar „zulk een onderzoek be
zwaarlijk gehouden kan worden, omdat de toestand van
het archief zich daartoe niet leent. Het Kerkbestuur over
weegt maatregelen om daarin verbetering te brengen”.
Over den toestand van dit archief bestaan uitermate som
bere vermoedens; van een verbetering daarin na aange
haald schrijven uit 1936 is niets bekend. Wanneer zullen
onze archiefschatten tegen kennelijk wanbeheer door een
dwingende regeling beschermd worden?
Een toetsen van de gevonden stukken aan de kerkelijke
gegevens was mij dus onmogelijk; bijzonder dringend was
dit echter niet, aangezien Pimentel indertijd wel toegang
tot dit archief had en wij zijn boekje dus als toetssteen
kunnen gebruiken. Het anonieme manuscript de Fonseca,
waarvan de auteur uit den inhoud blijkt, is beschikbaar;
dank zij de welwillende medewerking van den Bibliothe
caris der Rosenthaliana mocht ik het op de schrijfmachine
multipliceeren, zoodat afschriften ervan thans berusten in
het Haagsche Gemeente-archief en in de Bibliotheek van
het Port.-Isr. Seminarium te Amsterdam (Livraria Mon-
tezinos). Dit manuscript, waaraan inderdaad Pimentel
vrijwel de geheele oergeschiedenis der Port.-Isr. Gemeente
heeft ontleend zonder daarop voldoende den nadruk te
leggen, is daarom zoo belangrijk, omdat het geschreven