DER PORTUGEESCHE ISRAËLIETEN
31
hij wel de Fonseca bedoelen, daarbij vergetende, dat deze
uitsluitend over de gemeente Honendal spreekt, welke
inderdaad uit 1698 stamt. Tot deze fout draagt misschien
mede bij, dat de Cretser1) de stichting van Beth Jacob
eerst in 1707 stelt:
De Jooden, die t’zedert eenige jaren henwaarts in den
Hage zeer vermenigvuldigt zijn, en noch dagelijks ver
meerderen, hebben alhier mede bij oogluijkinge twee
Synagogen, zijnde d’eene voor de Portugische en d’ander
voor de Hoogduijtsche Joden; die van de Portugische
Joden, is in den jaare 1707, in de forme van een huis van
vooren, dichte bij het Bosch aan de Oostzijde van den
Hage, naast het huijs van wijlen Jacob Perera, door den-
zelve gebouwt, en aan die van de Portugische Joodse Natie
ten gebruik geschonken, zo lange enige van die Familien
hier woonen; doch die van de Hoogduijtse Jode wert in
een particulier huis gehouden.
Ook de Riemer schijnt dezelfde fout gemaakt te hebben.
Pimentel citeert ten minste (p. 16): in 1707 door
denzelven Pereira gestigt.
Het bewijs voor het juiste stchtingsjaar der oudste ge
meente vindt men in de Resolution der Sociëteit van 25
Februari 1706, waar blijkt, dat men verbouwingsplannen
eener reeds bestaande synagoge koesterde (bijlage la)
en nog mooier in de Notulen van de Weth van 20 April
1706, waar uitdrukkelijk gezegd wordt, dat reeds ruim 14
jaar geleden een vertrek tot synagoge werd ingericht (bij
lage 1b).
De ligging van deze synagoge aan het Nieuwe (Korte)
Voorhout is bekend; Pereira had hier het huis gekocht
van Eustachius, heer van Bronckhorst en echtgenoote voor
1) Beschrijving van ’s-Gravenhage; Amsterdam le druk 1711,
p. 31, 2e druk 1729, p. 32 (ook in dezen 2en druk vermeldt hij de
nieuwe synagoge van Honendal niet en kent hij alleen Beth Jacob).