DER PORTUGEESCHE ISRAËLIETEN 37 i) Ook het feit, dat de Hoogduitsche gemeente aanvankelijk onder toezicht staat van twee leden der gemeente Beth Jacob, kan m.i. in de richting, boven uiteengezet, wijzen. begraven is op het Portugeesche deel van de begraafplaats en dat zijn grafzerk ook nog spreekt van ,,de Heilige Gemeente” (enkelvoud) dan ligt het m.i. voor de hand aan te nemen, zoo ongerijmd dit anders zoude schijnen, dat Beth Jacob oorspronkelijk een gemengde gemeente is geweest van Portugeesche en Hoogduitsche Joden; de moeilijkheden, t.z.t. tot een proces aanleiding gevende, zouden dan kunnen zijn ontstaan ten gevolge van een latere splitsing, waarbij de nieuwe Hoogduitsche gemeente (een deel van) de begraafplaats opeischte als verworven door den Duitschen Jood Polak en weigerde bij te dragen in de kosten veroorzaakt door het optreden van Mercado in 1695, welke volgens haar niet daartoe gemachtigd was. Van Zuiden deelt trouwens mede (de Hoogduitsche Joden in ’s-Gravenhage, 1913, p. 10): dat de Hoog duitsche Joden in 1698 korten tijd samen met de Portu- geezen een synagoge hadden op de Bierkade. De bron hiervoor ken ik niet; de korte mededeeling in het ms. de Fonseca (zie beneden): „Eveneens kwamen eenige Tu- descos daar vaak”, kan men moeilijk uitleggen als „samen een synagoge hebben” en dan lijkt het mij waarschijnlijker dat de localisatie „op de Bierkade” van Van Zuiden stamt, die niet kon weten, dat in dien tijd nog een andere Portugeesche gemeente, Beth Jacob, bestond, waar Hoog duitsche Joden inderdaad een dusdanige rol speelden (vgl. Polak), dat men van „samen een synagoge hebben” kan spreken. Zijn gegeven, dat er een gemeenschappelijke synagoge van Portugeezen en Hoogduitschen bestond, is voor mij dan ook een versterking voor mijn conclusies ter zake van het gemengde karakter van Beth Jacob i).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1939 | | pagina 49