BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS 38 De verdere geschiedenis van de begraafplaats kan ons hier onverschillig laten. Belangstellenden moge ik verwijzen naar Van Zuiden. Ook de Gemeente Beth Jacob moet een voorloopster gehad hebben. In een acte voor notaris P. van Roon op 14 September 1677 gepasseerd, wordt immers vastgelegd, dat Tobias Magnus sinds 4 jaar hier woont en als slachter optrad „voor de Portugijsse Joden, die hier comen of zijn, als sinjeur David de Pinto, schoonzoon van Jacob de Pinto parnas, enz. De hier gebezigde titel parnas (kerkbestuurder) heeft m.i. nooit de aandacht gekregen, die hij verdiende. Hij wijst, meen ik, op een reeds bestaande regelmatig samen komende gemeente 20 jaar vóór de oudst bekende. Dit jaartal klopt met de opgave van W. Meijer „Die Haghe”, 1903, p. 447), die 1672 als jaar van vestiging der Portu- geesche Joden in Den Haag noemt, helaas zonder de bron nen hiervoor op te geven, zoodat wij zijn mededeeling niet kunnen controleeren. De allereerste Portugeesche Joden in ’s-Gravenhage woonachtig kunnen dit m.i. echter ook al niet geweest zijn; immers werd blijkens de appointe- menten op 17 Augustus 1637, dus 35 jaar vroeger, reeds een verzoek ingewilligd, door Abram de Mercado, „Por- tiges” gedaan om „Seureté de corps” (surséance van be taling), een aangelegenheid, die toch zeker bewijst, dat Mercado toentertijd in 's-Gravenhage woonachtig was. Thans moeten wij onze aandacht schenken aan de gelijktijdig met Beth Jacob opgroeiende gemeente Honen- dal en dat wel in de eerste plaats aan de hand van het manuscript de Fonseca. Dit boekje van 64 pagina's levert door zijn bijzonder duidelijk schrift bij de ontcijfering zelfs voor hen geen moeite op, die hun Spaansche en Portu-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1939 | | pagina 50