BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS
52
Schout en Burgemren. van ’s Gravenhage geexamineert hebbende de
nevenstaende Requeste, hebben de Supplten gepermitteert, gelijck
het gepermitteert wert bij desen omme over het versoeck in de Re
queste gedaen, met die van de Joodsche natie breeder in de Re
queste gemelt, te mogen spreecken, convenieeren, ende verdragen,
omme sulks gedaen sijnde een nieuw te maken coupeltie met een
slaende clock, als dan met kennisse van de Opper Fabrijk deser
stede, te doen stellen naar behooren.
Actum ter Camere van Burgemren. voorsz. den 29 Junij Ao. 1725
Ter ordonnantie van deselve (en get.) Quarles.
Na de voorlezing hiervan stemden vijftien voor tegen één tegen en
men liet de inrichting van den toren aan den Heer Parnas en Gabay
over.” x)
i) Pimentel, p. 25: „Men had het voornemen een toren op de
synagoge te bouwen. Om redenen, die wij niet hebben kunnen op
sporen, werd daarvan echter afgezien, ofschoon het hiertoe ver-
eischte verlof van den Haagschen magistraat onvoorwaardelijk werd
verkregen”.
Waarschijnlijk is de verklaring gegeven door de hieronder vol
gende uittreksels uit de notulen van den Ned. Herv. Kerkeraad.
Notulen Ned. Hervormde Kerkeraad (Klapper v/d heer Arntzenius)
1725 Is gerucht ontstaan, dat op de Joodsche synagoge een toorn en
klok zal worden gesteld; men zal hier naar vernemen en bij
gelegenheid dit aanstootelijke trachten tegen te gaan 11 Oct.
Het Notulenboek van 1719—1727 vermeldt op p. 251
Gewoone kerkeraad van het 2e H. Nachtmaal den 11 Oct. 1725
Art. 2
Wierd in aanmerking gegeeven, dat een gerucht was, als of op de
Joodsze Synagoge, die nu kerkgewijze gebouwd is, een toren en
een klok geplaatzt zouw worden; 't welke waarlijk zeer aanstootlijk
zouw voorkomen; waarom de Broederen zullen, elk daar ’t doenlijk
is, hierna verneemen, en naa gelegenheid alles bijbrengen op een be
leefde wijze, wat in dit geval dienst zouw kunnen doen.
(Grooten dank ben ik den Heer Arntzenius, ambtenaar aan het
Gemeente-archief, verschuldigd voor zijn bijzondere hulpvaardigheid;
hij stelde mij ook in de gelegenheid den in zijn bezit zijnden klapper
op deze notulen door te lezen en zoo de gezochte oplossing te vinden.
Terloops moet nog worden opgemerkt, dat deze Kerkeraad verder
geen Joodsche vraagstukken heeft behandeld, zulks in tegenstelling
met Kerkeraden in andere steden, waar b.v. de volgens de Joodsche
wet toegestane huwelijken tusschen 3e graads verwanten (oom-
nicht) herhaaldelijk ter sprake kwamen.)