I EEN WOORD TOT DE LEDEN 2 jarig bestaan hebben wij een Jaarboek doen verschijnen, waarin een onzer toenmaals oudste en meest getrouwe leden, wijlen de heer Haaxman, een tot in vele bijzonder heden nauwkeurig overzicht van ontstaan, ontwikkeling en historie onzer Vereeniging heeft gepubliceerd. Gij kunt van Uwen voorzitter niet eischen, dat hij al moge hij den regel bis repetita placent niet geheel overbodig achten voor U dit oude paard, zelfs in een nieuw tuig gestoken, nog eens van stal zal halen. Neemt in een uur van rustige overpeinzing uit de reeks onzer zoo waarde volle jaarboeken het tien jaar oude op, en gij zult alles over de thans vijftig-jarige te weten komen, wat gij van haar zoudt willen weten; meer zelfs dan ik u in het mij toegemeten bestek zou kunnen mededeelen. Gij zult daarvan trouwens geen berouw behoeven te hebben; gaat het u als het mij vergaan is toen ik mij voorbereidde voor hetgeen ik bij deze herdenking zou willen in het midden brengen, dan zult gij geboeid zijn door het levendige ver haal van het veelbewogen bestaan eener vereeniging, die niet slechts haar halve eeuw heeft bereikt, maar die haar ook heeft geleefd; dat wil zeggen, die de bewegingen van den tijd op zich heeft voelen inwerken en die harerzijds getracht heeft op die bewegingen te reageeren als een actieve kracht. Het duidelijk besef daarvan was voor mij de winst van die lectuur, welke ik U ten sterkste zou durven aan raden. En uit dat besef ontwikkelde zich voor mij het onderwerp, waarvoor ik meende bij deze herdenking Uw belangstelling wel te mogen verwachten: het is de over weging van deze vraag: Wat is de plaats en welke de taak van de plaatselijke historische vereeniging in onzen tijd. Het zal u blijken, dat daarbij ook aan die zijde van dit onderwerp aandacht gegeven zal moeten worden, welke zich keert naar het verleden, met name naar de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 10