DE ARCHITECT MAURITS PIETERSZ. POST
88
met de memorie vande noodege oliij en verfe, onder het coevert van
den castelain diltij na amsterdam gesonden/ al soo wij de verf noch
niet en hadde becomen, en voort op U: wee: vors: gen: order de verf
tot verwerin van de netten al hier gecost, al waer tegen woordich
van de selleste netten al een gedeete van geverf sijn, ende geverf
sijnde sonder versuijm de vluch vande duijve meede decken, al soo
van timmerwerck alles al toe gereet is, de timmerluijden sijn meede
beesich tot het voltrecken van de vluch voorde eende ofte het water
gevoelgelt, als met de aen genoemen glintingh aen de kaij, sal sorge
dragen dat het selleste soo veer mijn mogelijck is op het spoedeste
sal volveerdich werden, maer al soo daer noch veel houdt mankeert,
tot voltreckinge van het selleste werck, soo wensche wel dat U: wee:
vors: gen: order gelief te stellen, dat ick een gedeete van het op ge
stelde houdt van de memorie die ick U wee: vors: gen: hebbe be-
handich op het vertreck na vrislandt om het begonnen werck te vol-
eijnde, want het anders alles ten halleve sal blijven staen, ofte mijn
te outoriseeren het noodichge hout tot het begonnen werck op het
minste in te coopen, sal hier op in alle onderdanicheijt order van
U: wee: vors: gen: verwachten waer na ick mijn sal reeguleeren.
Voorders bennen doende met het reepareeren vande groote heelde,
die door het weer seer misirabel sijn geramponneert nu mensche be-
gindt te roeren, doch en twijfel niet of salse weer in sijn voor gaende
profecksie ofte standt brengen, en dat met wijnnege koste.
Ick hebbe meede van Diltij verstaen dat U: wee: vors: gen: eenege
saereke van berge op soon al hier gesonden heijt, als ick oock op de
bierkaij hebbe bevonden, en sal sien met wat middel ick de selleste
inde thuijn sal brengen, dat al vrij wat moeten sal geeven ick hadde
wel gewens mijn de sack ten eerste bekent hadt gewees doen sij
quamen.
Ick ben meede doende inde grodt al waer door de groote warmte
veel schillekens als hoornee af vallen ende verschijde ons mankeeren,
ende al soo daer noch verschijde op U: wee: vors: gen: hoogh ge
achte huijs sijn van de selleste hoornen als schillepen, soo wensche
wel dat U: wee: vors: gen: dilty gelief te ordeneeren dat hij soo veel:
van de voorgenoeme materie laet volgen als ick tot het selleste
werck soude van nooden hebben, op dat het werck nu met klijnnen
koste kan geholpe werden datter na met exsive soude moeten ge-
schiden.
Sal voorders alle andere oorders die U: wee: vors: gen: mijn in
genaden bevolen heeft in alle onder danicheijt laeten volveerdege,