DE ARCHITECT MAURITS PIETERSZ. POST
100
1673 zoo goed als gereed was, maar waarin het goud
leer, wegens te vochtige muren, nog niet aangebracht
kon worden. Hiervoor komt zoowel het „cabinet ofte
uytsteck” (No. 1), als „het lushuys” (No. 7), als ook
„het nieuwe begonnen paveljoen” (No. 18) in aanmer
king. Het hier genoemde lusthuis (No. 7) is een onder
deel van een galerij-achtig gebouwtje, waarvan de
andere beëindiging gevormd wordt door een poort
ingang. Hierbij lezen wij: „een poort die op het gesight
van de brughgen comt”. Ook hier is dus sprake van een
brug of bruggen. De eenige bruggen in het plan liggen
evenwel aan de beide uiteinden van het tuinproject.
Een ervan, die den toegang vormt tot het Binnenhof,
valt er zelfs reeds buiten. Toch is ook in den brief van
18 Juni sprake van twee bruggen. Ook dit is met de
ons ten dienste staande gegevens niet op te lossen. Vee-
gens veronderstelt, dat het „camerken op de brugh”
niet in den tuin gezocht moet worden en zegt:
„Welligt moet men daarbij aan een vertrekje denken
in den muur, die ook volgens de plaat bij de Riemer
het voorplein van het Mauritshuis plagt af te sluiten”.
Dit zouden dus de beide vertrekjes zijn, op de hier af-
gebeelde reconstructieteekening, en ook in het hand
schrift van P. Post in de K.B., aangegeven met de letters
B en C. Doch volgens het bijschrift bij deze serie teeke-
ningen van Pieter Post, die in 1652, toen het Maurits
huis dus lang gereed was, ontstond, waren het woon-
en slaapvertrek van de concierge. Zij komen dan ook
op de verschillende plattegronden, doorsneden en aan
zichten voor en zullen zeker bij de ingebruikneming van
het gebouw door den vorst, na zijn terugkeer uit Brazi
lië, gereed geweest zijn. Daarbij is ook hier geen brug
in de directe omgeving.
Dat het hier een gebouwtje betreffen zou, dat in het