EEN WOORD TOT DE LEDEN
3
Het is in deze bijeenkomst, dat besloten werd tot op
richting eener Vereeniging, welke haar doel in het eerste
artikel harer Statuten als volgt omschreef: ,,de Geschie
denis van ’s-Gravenhage uit de bronnen te leeren kennen
en te doen kennen. Dit laatste zal zij trachten te bereiken
door het uitgeven van geschriften en, zoo noodig, door
het houden van lezingen en voordrachten”.
Hetgeen in deze formuleering treft, is hare strikte be
perking. De heeren nemen zich ijverige bronnenstudie
voor en hopen voor de resultaten ervan anderer belang
stelling te zullen winnen. Het geval lijkt ons nu na 50 jaar,
wat klein en, eerlijk gezegd, wat bekrompen. En als men
de onderwerpen ziet, waarover in het eerste werkjaar in
de twee vergaderingen mededeelingen werden gedaan,
wijze, waarop onze vereeniging in haar halve-eeuwsch
bestaan, haar taak heeft opgevat.
Laat ons eerst zien, hoe zij haar heeft omschreven. En
wij komen daarvoor te recht in eene vergadering van
vijftig jaar geleden, welke wij in elk geval toch dienen
te gedenken: zij werd gehouden op 30 September 1890
in de directiekamer van het Gemeentemuseum aan den
Korte Vijverberg. Op initiatief van pater Hageraats,
toen professor aan het Seminarie Hageveld te Voorhout,
later rector van het Weeshuis in de Warmoezierstraat,
waren daar bijeen onder voorzitterschap van den toen-
maligen archivaris en directeur van het Gemeentemuseum
A. Servaas van Royen: de heeren R. Krul, medicus en
schrijver over de historie der medische wetenschap, J. C.
van der Meulen, genealoog, mr. J. B. J. N. Ridder de
van der Schueren, rechtshistoricus en pater P. Zwart,
den H. Johannes de
voor de oude letter-
der Meulen, genealoog, mr.
der Schueren, rechtshistoricus
rector in het R.C. Ziekenhuis van
Deo, die vooral belangstelling had
kunde.