DE ARCHITECT MAURITS PIETERSZ. POST 110 De brief van 22 Februari 1675 is geadresseerd: Doorluchtichge Hoogh gebooren Vors genadeste Heer Johan Maurits Prinsse van Nassauw. E.E.E. tot Uijtrecht. en luidt: Mars Beelthouwer en Amsterdamsche schipper alhier inde stop, van Sijn Exelentie den Heere grave van Waldeck heeft geseyt waerom hij het snijwerck van een schoorsteen van gemelte sijn Exelentie tot een ander Beelthouwer hadde gebracht/ daerop de voors. Hart antwoorde, dat hij last hadde van haer Exelentie de gravinne van Waldeck/ den voors. Mars daerop repli- ceerende seyde: ghij lieght het, en(de) ghij sijt een schelm ende vagebont ende den voors. Post is een schelm en (de) een dieff en (de) dat sal ick hem bewijsen, want hij heeft inde reeckeninge ten laste van gemelte sijne hoogheyt vijff duysent gulden meer gestelt als hij twerck besteet hadde, verclaerde verders de voors. Hart alleen, dat den voors. Mars ter anderen sijde tegens hem heeft geseijt in een groote coelaere, Ick sal Post een mes in sijn darme stooten, en(de) diergelijcke menassen ende scheltwoorden meer, wijders niet verclaerende, presenteerendeenz., enz. T)- Of er een grond van waarheid was voor deze zware beschuldiging? In ieder geval bewijst zij ons, dat Maurits Post in dezen tijd werkzaam was voor den graaf van Waldeck. 1) Gem. Arch. Den Haag. (Not. Arch. No. 366. Over Casper Mars. Zie ook „Die Haghe” 1937.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 126