DE ARCHITECT MAURITS PIETERSZ. POST
112
Dimanche 31. S.A. me monstra des desseins que
Post et Verschuer avoyent faits pour des plafonds a
Soestdijck.
Eenige dagen later, 9 Juni 1676, schreef Adolphi weer
aan den vorst, en wel:
Monsr. Post wederom uyt den Haagh sijnde, hebbe ick
aen desselfs huis geseijt, hem bij sijne wedercomste te
notificeeren, dat sijne reijse nae Cleve nu onnodigh was,
om redenen in U. vorstl. Genaed.s missive vervat, het-
gheene ick hem oock nae sijn retour selver bekent
maecken sail.
Guldemont van 14 Juni 1675, dat hij 400000 steen koopt.
Helaas weten wij niet voor welk werk zij bestemd
waren. 28 Januari 1676 werd door den stadhouder op
dracht gegeven hem 927 19 8 uit te betalen voor
teekeningen, vacatiën en verschot over de jaren 1670,
1671, 1672 en 1673. In Februari werd de erfenis van
wijlen zijn vader, Pieter Post, definitief afgehandeld.
Op 24 April 1676 schreef de secretaris van vorst Johan
Maurits, Joh. Adolphi, waarschijnlijk nadat de vorst
hem geschreven had, dat Post naar Kleef moest komen,
Monsr. Post is voor dry daegen nae Soesdijck
verreist, seide mij binnen ses daegen, met Godts hulpe,
wederom hier te sullen wesen, so haest hij weder terug
sail gecomen zijn, sail ick hem aen drieven, om de reyse
nae Cleve, tot voortsettinge van den kerckenbouw al
daer 't aenvaerden”.
Hierop sluit weer een schrijven van Const. Huygens,
den zoon van Mei 1676 aan, waarin het heet: