HET BEURT VEER 'S-GR A VENHA GE—UTRECHT 125 Tijdens de onderhandelingen zijn er toch nog moei lijkheden. Zoo wordt op 8 Mei 1650 de Haagsche schip per Jan Lucasz gedagvaard door den schout van Utrecht, omdat hij contrarie de besluiten van de stad Utrecht met zijn schip zeven personen en een koffer heeft ver voerd van Utrecht naar den Haag. Tallooze verklarin gen over dat vervoer zijn afgelegd, onder andere door den sluiswachter, die de overtreding constateerde. In Juli 1650 is men ondanks deze twisten zoo ver, dat er een provisioneel accoord gereed is; de basis tot onder handelen is gevonden, maar het duurt toch een vol jaar voordat men tot overeenstemming is gekomen aangaan de de condities. Op 16 Juli 1651 deelt Utrecht aan den Haag mede, dat de condities voorgeslagen tot accommodatie van dif- ferenten aangaande het schuitenveer tusschen Utrecht en den Haag zijn goedkeuring kunnen hebben „ende souden genegen syn deselve provisioneel aen te nemen”. Wel verzoekt het den Haag nog een kleine wijziging te brengen in het eerste artikel. De condities luiden als volgt: de tegenwoordige schippers van den Haag en Utrecht zullen varen in één beurs, die in drie deelen verdeeld zal worden en wel twee deelen voor de twee Haagsche schippers en een deel voor den Utrechtschen schipper. Deze toestand zal duren totdat een der Haag sche schippers zal zijn overleden. Daarna zullen de schippers ieder op hun eigen vracht mogen varen, dus niet langer in één beurs. Uit de resolutiën van de vroedschap van de stad Utrecht van 11 Augustus 1651 blijkt dat het accoord tot stand gekomen is. Men is tot overeenstemming ge komen, dat de eene Haagsche schuit zal varen ’s Maan dags van den Haag en 's Woensdags van Utrecht, de andere Haagsche schuit des Donderdags uit den Haag,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 141