HET BEURTVEER 'S-GRAVENHAGE—-UTRECHT 129 toegestaan te zijn, want elf jaar later gaven Johan van Pesch en Gerrit Dijkman, beiden schipper van den Haag op Utrecht, aan de Burgemeesters van Utrecht bericht, dat Lambert de Jager, schipper van Utrecht op Delft, de supplianten in hun recht verkort heeft door goederen te vervoeren van Utrecht naar den Haag. De Jager houdt zich niet aan vaste tijden en ligt daarenboven altijd gereed om de voorkomende vrachten naar zich toe te halen „hetwelk alsoo niet en behoort”. Zij verzoeken dan ook, de Jager te verbieden goederen van Utrecht op den Haag vice versa te vervoeren. Hoe op dit verzoek is beslist, doet minder ter zake. Van meer belang is dat er steeds beurtschippers waren, die van Utrecht èn naar den Haag èn naar Delft voeren. Een ordonnantie of een vrachtlijst is echter nooit voor laatstgenoemd veer gemaakt. Van Pesch was, toen hij bovengenoemd verzoek deed, eerst een jaar schipper. Hij voer voor den onmondigen Sanders van der Nypoort. Om dat te mogen doen moest hij betalen aan des onmondigen Moeder, de Weduwe van den overleden Nypoort jaarlyks 300; aan de Weduwe en haar twee dochters 100; en verder het kostgeld bij een schoolmeester voor Sander per jaar 140; totaal dus een som van 540 en „zal hetgene daar boven van dat veer nog overschiet verblijven aan Jan van der Pesch zonder daarvan eenige rekening en ver antwoording af te leggen”, hoewel Sander de persoon blijft „op wiens naam dit veer is gesteld”. Verder wordt goedgevonden, dat Sander tot zijn vijfentwintigste jaar zal wonen bij zijn oom en voogd van Pesch „en sal sijn en blijven onder desselfs educatie en opsigt”. Van een ordonnantie op de vrachtloonen voor het veer van den Haag naar Utrecht was nog steeds geen sprake. Deze is eerst vastgesteld in 1799; „en het noo- 9

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 145