130 HET BEURTVEER 'S-GRAVENHAGE—UTRECHT dig is, dat daar in, tot voorkoming van alle willekeurige handelwijzen worden voorzien” zijn de beide steden daartoe overgegaan. Wie de ordonnantie overtrad, kreeg voor de eerste maal een boete van tien, voor de tweede maal een boete van twintig gulden, ten profijte van de algemeene armen; wie voor de derde maal over trad zal zoodanig worden gecorrigeerd „als het ge meentebestuur zijner woonplaats zal oordeelen te be- hooren”. Na deze inleiding volgt de tarieflijst die ge splitst is in vrachtloonen, bestelloonen en beide tezamen. ’s Winters bij ijsgang mochten de prijzen met een derde verhoogd worden, mits de schippers bewezen, dat zij niet op de plaats van bestemming konden aankomen „zonder het gebruik van tenminste 2 a 3 Paarden daar toe noodig gehad te hebben” In 1808 stelden Burgemeesters van den Haag en Utrecht, na bekomen approbatie van de respectieve Heeren Drosten van het Eerste Kwartier in het Depar tement Maasland, en van het eerste Kwartier in het Departement Utrecht, tot voorkoming van alle wille keurige handelwijzen, een order en instructie op voor het Veer voor de Schippers der Vrachtschuiten. De schuiten voeren af des Donderdags en Zaterdags, die van den Haag om half vier, die van Utrecht om vier uur. De schipper diende minstens twee uur voor de afvaart op het veer aanwezig te zijn; hij moest de goe deren dan naar behooren inladen en de adressen nauw keurig nazien. Hij mocht alleen buiten het veer laden met goedvinden van den Commissaris, en verder geen goederen medenemen dan alleen die welke door den Commissaris waren aangeteekend. Om de onderlinge x) Volgens de in het Jaarboek voor 1908 op bl. 287 vlg. opgeno men lijst van ambtenaren uit 1802 werd toen de opbrengst van het veer op 1200.— geschat.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 146