132 HET BEURTVEER 'S-GRAVENHAGE—UTRECHT
in die jaren niet.
den Haag op Utrecht vice
1811 meermalen te kennen,
van
streng gestraft. Bij ieder verschil tusschen schippers,
passagiers, verladers of afzenders kon een der partijen
zich wenden tot den Commissaris van het Veer; van
zijn uitspraak stond echter beroep open op de weder-
zijdsche Commissiën der respectievelijke regeeringen.
Aangaande den besteller bepaalde de Ordonnantie,
dat hij steeds een vrachtlijst bij zich moest hebben. Het
laatste artikel van de Ordonnantie hield tenslotte nog
een voordeeltje in voor den Commissaris: „alle boeten
in deze Ordonnantie vermeld zullen komen ten profijte
van den Commissaris”. Daarvan waren alleen die boe
ten uitgesloten, waarvan uitdrukkelijk vermeld was, dat
zij voor de armen waren.
De vrachtlijst voor het veer van den Haag op Utrecht,
dateerende uit 1808, begon met: Aardakers (als aard
appelen) en eindigde met: Zwartsel, een dozijn vaatjes.
Het hoogste tarief noteerde een Fransche wagen of
halve kapwagen met zijn toebehoren, namelijk 8.en
een koets met haar toebehoren 10.Van hetzelfde
jaar dateert een vrachtlijst voor het vervoeren van pas
sagiers. Een afgehuurde schuit vice versa kostte 29.
Een exemplaar van dit tarief diende in de roef gehangen
te worden.
Zeer florissant was het veer
Jan Kroes, schipper van
versa, gaf tusschen 1809 en
dat hij in 1805 was aangesteld onder verplichting
een borgstelling van 2.500.de betaling van een
recognitie van 600.en een jaarlijksche betaling van
300.aan de oudste dochter van zijn overleden
patroon. Wel waren enkele lasten in de genoemde jaren
verlicht, maar in 1811 zond hij tenslotte een request,
inhoudende dat „het veer zooals gezegd is, zich in een
slechten staat bevond”. De requestrant hoopte steeds