HET BEURTVEER 'S-GRAVENHAGE-UTRECHT 133
gunstiger tijden te beleven, maar die komen niet. Het is
hem onmogelijk op deze wijze het veer verder waar te
nemen „indien hij zich niet aan een totale ruïne wil
blootgeven”. Hij kan met waarheid aantoonen, dat hij
in het jaar 1811 (het loopende jaar) veertien weken kan
opgeven, dat hij „bij zijne gedane Reizen heeft moeten
suppleren om zijne onkosten goed te maken”. Hij ver
zoekt dan ook nogmaals vermindering van de lasten,
opdat er voor hem „een matig doch sober bestaan ver
blijft”.
Dit is het laatste stuk dat wij aantroffen omtrent het
veer van Utrecht naar den Haag. Noch onder de archief
stukken, noch in de notulen van de gemeenteraad van
een der beide plaatsen konden wij iets naders vinden.
In de Haagsche gemeenteraad is de opheffing van
verschillende veren besproken, maar daaronder komt
niet het veer op Utrecht voor. Wel zijn in die stad alle
reglementen en ordonnanties betreffende de beurtveren
in 1860 opgeheven.
De Utrechtsche gemeenteraad heeft onder andere in
1868 het veer naar Middelburg opgeheven, maar over
het hier besproken veer wordt niets gezegd.
In 1880 werden door de Wet op de Openbare Ver
voermiddelen de veren afgeschaft. Maar ook op dit
traject bleven er vaste diensten bestaan. Zoo vindt men
in de Utrechtsche Provinciale en Stadsalmanak, dat er
iedere Donderdag en Zaterdag des namiddags ten half
viere, „buiten de Catharijne”, een schip vertrok naar
den Haag. Dat is jaren lang zoo gebleven en in 1890
voeren er Maandags, Donderdags en Zaterdags sche
pen. Waren de beurtveren al afgeschaft, de beurtschip
pers bleven, en blijven, nu nog, hun diensten onder
houden.