EEN WOORD TOT DE LEDEN 6 Robert Fruin en zijn school om daarvan overtuigd te zijn. Doch dat is geheel iets anders dan dat ons volk in zijn geheel gevoel zou hebben voor de beteekenis van het historisch besef. Daaraan ontbrak veel in een samen leving, welke de meening kon hebben, dat zij zelfstandig iets nieuws aan het bouwen was. In de rationalistisch, en, althans in zekere mate, materialistisch gerichte wereld was voor onstoffelijke dingen slechts met moeite plaats te? veroveren, zeker als zij samenhang hadden met een verleden, dat een overwonnen standpunt leek. De onbedwingbare krachten van een altijd weder op tredend idealisme waren echter toch aan den arbeid. Voor zoover een jonge generatie streed voor een nieuwe schilderkunst of een nieuwe letterkunde was zij echter ook niet bijzonder historisch gericht, al stond zij ervoor meer open dan zij, die zich van dit nieuwe in conserva tieve zelfgenoegzaamheid afwendden. Anderzijds echter trachtten ook jongeren het goed recht van het verleden op waardeering en in elk geval op ontzien en gespaard worden te doen erkennen: op het gebied van de oude kunst waren de Stuers en Bredius en de hunnen begon nen, op dat van de monumenten-bescherming klonk rondom die van de Stuers een groeiend koor van stem men; mr. Samuel Muller bepleitte nieuwe wegen voor het archiefwezen en hij wees tegelijkertijd op de betee kenis van historische musea. Daar het moeite kostte anders de bescheiden veroveringen te behouden, waren allen in het offensief, en zoo heeft dat tijdperk voor ons, die de vruchten geplukt hebben van den toen verrichten arbeid, terecht de aureool gekregen van dat der sterke pioniers. In dit licht moeten wij de stichting van ,,die Haghe” zien: een klein groepje schaart zich in de gevechtslinie achter deze pioniers, het neemt de taak op om de Haag-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 15