EEN WOORD TOT DE LEDEN 7 sche burgerij te winnen voor enkele der gedachten, waar mede de nieuwe generatie reageert op het rationalisme, dat nog hoogtij viert. Zoo gezien is er een belangrijk verschil met het geen de oude Vereeniging van Veegens en de zijnen gedaan had. Zij had de geschiedenisbeoefening bedre ven op het bescheiden plan der plaatselijke historie, op een plan, dat door de officieele wetenschap als een van geringe importantie werd beschouwd; het jonge „die Haghe” wilde de historische gedachte weer levend maken. En zelfs het feit, dat zij dit met minder bekwaam heid en geringer krachten begon dan waarover de vete ranen van weleer beschikten, doet aan de beteekenis van de nieuwe stichting uit algemeen cultureel oogpunt eigenlijk niets af. Die beteekenis zou weldra blijken; niet zoozeer uit het groeien van het aantal leden, als wel uit het feit, dat in den loop der jaren het zoo eng gestelde programma toch als vanzelf tot een veel ruimer opvatting en een veel verder reikend pogen leidde. Het nieuwe element is in de levende stad geplaatst; de stad zal er zich niet meer van kunnen ontdoen, maar ook anderzijds is „die Haghe” gebonden aan de stad en haar leven: het groeit daarin mede en moet er zich in uiten. Ik wil hiermede de beteekenis dier eerste jaren niet overdrijven; integendeel ik heb U reeds gezegd, dat noch de werkzaamheden op de vergaderingen noch de artikelen in het Jaarboek veel om het lijf hadden of heel diep gingen; ik zie echter een nieuw beginsel aan het werk. Ik zie het daarin, dat men de aandacht vestigt op aanwinsten van de Musea, dat men excursies daarheen uitschrijft, dat men gegevens publiceert over de zich ontplooiende gemeentelijke dien sten en bedrijven, dat men adresseeren gaat en ageeren ter wille van de restauratie van oude gebouwen, dat men

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 16