ROND JOHAN J. H. VERHULST 146 het oorspronkelijk niet een marsch van Dunkler was, zooals algemeen gedacht werd, maar een Holsteinsch liedje, dat Prinses Louise van Pruisen, echtgenoote van Prins Frederik, aan Dunkler getoond had, met het ver zoek er een marsch van te maken en zoo is de alombe- faamde marsch „Turf in den ransel” ontstaan. Een poging om een behoorlijken tekst op deze melodie te maken is, geloof ik, tot nog toe niet met succes be kroond. Doch nu over de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. Omstreeks 1829 liep te Rotterdam een jongeman van 27 jaren met het grootsche plan rond het Nederlandsche muziekleven uit zijn diep verval op te heffen. De groot heid van ons muziekverleden in de 16de eeuw, toon dichters als Sweelinck en Obrecht rezen voor zijn jeugdige verbeelding op. Hij vroeg zich af, waardoor dat verval ontstaan was, maar hij kon het niet vinden, en het lag ook niet op zijn weg er een aannemelijken grond voor op te sporen. Maar in elk geval was deze jonge man, Vermeulen was zijn naam en hij was praeceptor van het gymnasium te Rotterdam, een idealist, een vaderlander, en vond met zijn mooi enthousiasme, dat er onverwijld aan het werk gegaan moest worden tot het oproepen van een nieuw nationaal bloeitijdperk voor de Nederlandsche muziek. Eenigen tijd daarvoor had hij het Nederrijnsch muziek feest te Aken bij gewoond en dit riep in hem de geestdrift op onze ingeslapen toonkunst tot nieuw leven te wekken. Wel was er al reeds acht jaren daarvoor met hetzelfde doel een vergeefsche poging aangewend door de Maat schappij tot Nut van 't Algemeen, maar dat kon hem niet ontmoedigen; het kon hem alleen leeren hoe het niet gedaan moest worden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 163