ROND JOHAN J. H. VERHULST
149
Het Toonkunstmuziekfeest in Den Haag zou voor alle
kringen van dien tijd een nationale gebeurtenis moeten
worden. Het geheel zou onder leiding staan van Lübeck,
en omdat er in het Den Haag van die dagen geen zaal
kon worden gevonden, ruim genoeg om een zóó groot
aantal uitvoerenden en hoorders te bergen, verzocht en
verkreeg men daartoe de beschikking over de Groote of
Sint Jacobskerk. Onder toezicht van den architect Reyers
en den schilder-decorateur R, J. van Hove werd in die
kerk een reusachtig podium gebouwd, dat de heele koor-
ruimte in beslag nam, want er moesten in het geheel
360 medewerkenden plaats kunnen vinden; 231 koorleden
en een orkest van 130 musici.
v. Dokkum schrijft daarover: ,,In dit alles heerscht voor
onze moderne begrippen een wonderlijke wanverhou
ding. Tegenover het reusachtige orkest schijnt het koor
ons veel te zwak; maar men bedenke, dat in dit orkest
een massa dilettanten zaten, van wie meer goede wil dan
krachtige toon te verwachten was. De kern werd ge
vormd door de Hofkapel, welke echter nog versterkt
werd door bekende misici van buiten, als J. B. v. Bree,
B. Koch, J. H. Kufferath, B. Tours en o.a. de grootvader
van onzen bekenden Hutschenruyter, in dien tijd een hoor
nist van naam. Ook de later zoo vermaarde Joh. Verhuist
speelde als 18-jarig violist in het orkest mee. Het was een
tweedaagsch muziekfeest en Donderdagavond half zeven
werd het ingeleid met een ouverture van den feestdirec-
teur Lübeck. Hierop volgde de 7e van Beethoven, daarna
het thans geheel vergeten oratorium Die letzte Dinge,
van Ludwig Spohr. De tweede dag bracht Beethovens
Wals a la van Speyk voor piano. En dat, terwijl in
Frankrijk een Berlioz was opgestaan, in Duitschland
Wagner en Schumann.