150
ROND JOHAN J. H. VERHULST
Egmont Ouverture, Mozarts Requiem op Duitschen text,
en een Jubel-Ouverture van den Amsterdamschen toon
dichter van Bree. Na de pauze kwam het oratorium das
Ende des Gerechten van den Thomas Cantor Johann
Gottfried Schicht, en tot slot het Halleluja van Handel,
dat in latere jaren alle muziekfeesten van Toonkunst be
sloot.
Dit concert werd bijgewoond door Z.M. den Koning
en zijn gezin, en alle leden van het corps diplomatique.
Den 17den October werd in de consistoriekamer van de
kerk a l’improviste een vergadering belegd, waarin werd
besloten den Koning het beschermheerschap van de
Maatschappij op te dragen en deze schonk als tegen-
beleefdheid aan Lübeck een gouden herinneringsmedaille
ter waarde van 25 ducaten. Het koor vereerde Lübeck
een lauwerkrans en een gouden snuifdoos.” Zij, die moch
ten denken, dat dit „wufte wereldsche” muziekfeest in
een kerk zoo maar, zonder aanstoot van zekere kerke
lijke partijen van stapel was geloopen, hebben het ten
eenenmale mis. Terwijl het muziekfeest in vollen gang
was, brak een hevige donderbui, vergezeld van sneeuw
buien en hagelslag boven de stad los. Toen woonde in
diezelfde stad dr. Abraham Capadose, een geestdrijver
volgens de kronieken van van Dokkum, en deze greep
de omstandigheden aan voor een vurig protest tegen het
misbruiken van Gods tempel tot wereldsche doeleinden.
Hij riep de wrake des hemels af over de heiligschenners,
die het feest bijgewoond hadden (waaronder natuurlijk
ook de Koning en zijn Hof) en over de predikanten, die
zich niet hadden verzet; kortom, courantenartikelen en
pamfletten pro en contra, volgden bij de vleet, vooral
van Capadose. Zelfs de watersnood werd er bij te pas
gebracht, en Capadose eindigde zijn vloekrede met de
woorden: „De Heer heeft gezeten over den watervloed.