EEN WOORD TOT DE LEDEN
8
de burgerij warm tracht te maken voor het eerbetoon
aan groote Hagenaars uit vroeger eeuwen, dat men pro
paganda gaat maken voor het brengen van de kennis
van Oud den Haag op de lagere scholen, dat men ten
slotte den nadruk legt op de verbondenheid door de
eeuwen heen van den Haag met de voorouders van het
regeerend vorstenhuis.
Daar klinkt bij dit alles een ander geluid dan ,,het
leeren kennen van de geschiedenis van 's Gravenhage”
„uit de bronnen” immers, het is het vóórhouden aan de
groeiende, zich sterk ontwikkelende stad van haar eigen
beeld in den spiegel der historie. Nog vóór haar eerste
decennium was verstreken, had zij enkele sucessen van
belang te boeken.
Mede dank haar herhaalden en sterken aandrang bijv,
had de Regeering in 1896 een eersten post van 1000 gld,
op de begrooting gebracht voor de restauratie van de
Grafelijke Zalen op het Binnenhof. Op haar initiatief
was een algemeene huldiging van de nagedachtenis van
een van ’s Gravenhages edelste zonen, Constantijn Huy
gens in 1897 op touw gezet, met een belangrijke Ten
toonstelling en de uitgave van een interessant Jaarboek
geheel aan de Huygensen gewijd.
In 1898 had men in het Gebouw van Kunsten en
Wetenschappen een zeer druk bezochten en schitterend
geslaagden historischen feestavond in verband met de
troonsbestijging van Koningin Wilhelmina.
Wij zijn thans veertig jaar later. De houding door
die Haghe aangenomen door niet te blijven een bond
van speurders met de neus gebogen over het stof der
oude registers, maar een levend element in de stedelijke
samenleving, als om de woorden te gebruiken, waar
mede onze toenmalige eerevoorzitter, burgemeester
Patijn, haar bij haar veertigjarig feest vereerde het