ROND JOHAN J. H. VERHULST 162 des te vastere schreden; vlijt, waarneming, omgang met groote meesters, openlijke aanmoediging bevorderen evenzeer, en op deze wijze bestaat er in 't geheel geen twijfel, of de jonge stam zal van jaar tot jaar rijpere en rijkere vrucht afwerpen; met de wortels reeds naar Duitschen grond zich uitstrekkend, zal meer en meer ook de bloesemovervloed naar het land gaan overhangen, dat zoovele groote toondichters voeding en kracht ge geven heeft; evenals wij in de dichtkunst buitenlanders als Oehlenschlaget, Chamisso, e.a. als de onzen beschou wen, mogen we ook hem als eerelid der Duitsche Kunst- broederschap begroeten, welks aantal nog immer ver- meerd moge worden.” Tot zoover Robert Schumann. Hetzelfde jaar van zijn aankomst in Leipzig, 1838, werd hij directeur van de Euterpeconcerten aldaar, een plaats, die in strijd met de bestaande gewoonte, voor hem permanent werd gemaakt. Onze landgenoot was een per soonlijkheid, die behalve door zijn gave en kunde, ook door zijn karaktereigenschappen onmiddellijk werd op gemerkt. Ook door zijn uiterlijke verschijning. Er zijn menschen, die men zelfs in een groep van honderden di rect onderscheidt. Zoo een was Verhuist, met zijn groote machtige gestalte, zijn lichtblonden baard, zijn leeuwen manen, zijn open, kinderlijk blauwe oogen, zijn vol, blo zend gelaat. Daarbij nog zijn weidsche gebaren, zijn spontaan optreden te midden van de massa’s. Allen die hem gekend hebben, getuigden bovendien van zijn braaf en kinderlijk karakter. Een oude dame, Mevrouw Völl- mar, heeft mij verteld, dat zij als jong meisje eens naast den grooten Verhuist heeft gezeten ter gelegenheid van een opvoering van de Fidelio in de tachtiger jaren. Toen het koor der gevangenen zijn ontroerende klanken deed

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 181