I ROND JOHAN J. H. VERHULST 170 den oprichter van Toonkunst, bleef hij gedurende geheel diens verder leven op vriendschappelijken voet samen werken. Het waren twee menschen, die elkaar uitstekend aanvulden. Vermeulen was de voorzichtige overleggende zakenman, de piekeraar soms om het lot van zijn schep ping, een tobber, die in zijn laatste jaren tot hypochondrie vervalt; Heye was de vurige optimist, de man, vervuld van drang tot daden, de strijder, die menig keer zijn medewerker een hart onder den riem moest steken. Een proefje van zijn artikelstijl mag hier niet achter wege blijven. In een verslag omtrent zijn financieele ideeën, lucht Heye zich aldus: „kan het bevreemden, dat we ’t hennetje, 't geen de Maatschappij telken jare zulk een gouden ei in den schoot legt, met hand en tand ver dedigd hebben tegen eiken sperwervlucht, die zich aan den horizont vertoonde en bovenal van het schendig slagtmes, waardoor het meer dan eens bedreigd werd?. Zoo blijve dan steeds ons Credietstelsel ons financieel palladium.” v. Dokkum vermeldt, dat dit credietstelsel, 't welk den dichterlijken Secretaris-Hoofdbestuurder tot komische ontboezemingen verlokte, Heye’s groote uitvinding was, Kortom, Heye was hier de rechte man op de rechte plaats; een onvervangbare. Aan zijn idealistisch en tege lijk logisch inzicht en vooruitzicht, zijn onstuimige on tembare kracht, heeft de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst, bijgevolg het geheele muzikale leven van Nederland, veel te danken. Hij was zichzelf ook wel bewust van zijn verdiensten, hetgeen blijkt uit het feit, dat hij in 1843 de Eikenkroon weigerde, wijl hij die voor een man van zijn kwaliteiten te gering achtte. Onder zijn tegenstanders en tegenwerkers moet ik hier noemen Mr. R. A. S. van Limburg Brouwer, den wel bekenden schrijver van Akbar, Diophanes, en vertaler

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 189