EEN WOORD TOT DE LEDEN 9 starheid en slechts ge- het „historisch geweten” onzer stad, is vruchtdragend ge worden, zij het ook nog op bescheiden wijze. Immers, als wij ons deze omschrijving van ons wezen en ons doel voorhouden, dan komt het te staan in een licht, dat zelfs op een vijftigsten verjaardag nog wel te helder en te schoon mag worden genoemd. Laten wij, bescheidener, met den Apostel Paulus zeggen: „niet dat ik het alreede gegrepen hebbe, maar ik jaag ernaar”: met andere woorden, laten wij voorshands tevreden zijn, als wij het mogen stellen als een ideaal, als wij ons daar bij tenminste dan tevens duidelijk daarvan rekenschap geven, dat wij onze verschillende uitingen en handelingen moeten afmeten en afwegen aan dat ideaal. Vragen wij ons daarom bij deze herdenking, die ook een bezinning moet wezen, af, wat het eigenlijk betee- kent om te zijn: het „historisch geweten” eener stad. Daarin ligt vooreerst een sterk conservatieve gedachte, een vasthouden aan overlevering, eerbied en bewonde ring voor het ons overgeleverde. In de tweede plaats de gedachte van eene houding-bepaling ten opzichte van het nieuwe. Ik wil deze twee kanten achtereenvolgens bespreken. Allereerst dus de conservatieve gedachte. Er zijn men- schen voor wie het woord conservatief een leelijken klank heeft, en die erbij slechts kunnen denken aan en domperij: slechts het nieuwe is hun goed het nieuwe is noodig. Wanneer wij zoo aanstonds legenheid hebben om onze houding ten opzichte van Nieuwe te bespreken, zullen wij echter zien, dat wij niet anders daartoe kunnen komen, dan beginnende met onze liefde voor het Oude. Hij, die historisch heeft leeren denken en voelen, hij weet, dat niets voortkomt uit het niets en dat alles wat wij om en bij ons zien met tallooze draden verbonden is

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 18