ROND JOHAN J. H. VERHULST 172 landsche muziek uit onzen „gouden eeuw”), durch das Weglassen von practischen Werken aus der Niederlan- dischen Kunstschule bemerkbar macht, nach Kraften zu erganzen. Es ist mir namlich gelungen eine bedeutende Anzahl von Meisterwerken aus der besten Zeit der Niederlandische Schule zu erhalten: mit allem Fleisse habe ich dieselbe gesammelt, in Partitur gesetzt, und in unsere neuere Notenschrift übertragen.” Een typisch verschijnsel doet zich hier voor wat be treft den levensduur van verschillende Nederlandsche composities. Als we nagaan, dat van alles wat we aan Holland- sche toonwerken uit de vorige eeuw over hebben, het meeste in het vergeetboek is geraakt, en behalve enkele werken uit het laatste van die eeuw slechts wat kleine schijnbaar simpele dingen tot ons zijn gekomen, dan vragen we ons af: „is dat het resultaat van al die prijs vragen en de aanwakkering van de Maatschappij Toon kunst gedurende zeventig jaren?” Laten we evenwel niet uit het oog verliezen de meer gunstige gevolgen, die al dit streven en arbeiden voor ons muziekleven gehad heeft, waarop ik later nog terugkom. Het opmerkelijke hierbij is, dat dit weinige blijvende slechts betreft vocale werkjes, liedjes enz. van eenvoudigen inhoud. We noe men o.m. van J. J. Viotta het Liedje van de Zilveren Vloot, op tekst van Heye, heden ten dage nog overal gezongen, dat ook sterk voortleeft in De Piet Hein rap sodie van Dr. Peter van Anrooy. Vervolgens het be kende liedje van „Het karretje langs den zandweg reed”, eveneens van Viotta. Het Wien Neerlands Bloed van Willms, en nog tal van schoolliedjes, die we nog uit onze jeugd kennen, voor ’t meerendeel verzameld in Koer’s liederenboek en „Kun je nog zingen, Zing dan mee!” Het is alles klein werk, maar het feit, dat ze zich

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 191