ROND JOHAN J. H. VERHULST 184 welke 1) Henri Völlmar, oud-leeraar voor Harmonieleer aan het Kon. Conservatorium te Den Haag. daarna in geen 15 jaren in ons land geweest, om reden is mij niet bekend; zoo om en bij 1870 is hij hier opnieuw op het podium verschenen. De Heer Henri Völlmar1), die mij daaromtrent zijn herinneringen heeft meegedeeld, werd toen zijn vaste begeleider; en deze nu heeft mij vriendelijk verzocht bij gelegenheid eenigé dwaze fabeltjes uit de wereld te helpen aangaande Wieniawsky, fabeltjes met zulk een taai bestaan, dat ze tot op den huidigen dag nog voortleven en als muziek historische bizonderheden gedebiteerd worden. Men ver telt namelijk, dat Wieniawsky niet minder dan een dronkaard en een speler was. Wanneer hij voor het publiek moest verschijnen, zou hij in een dusdanig ken- nelijken staat verkeerd hebben, dat hij, ondersteund door twee personen, het podium moest betreden. Hij werd dan (altijd nog volgens die verhalen) met zijn rug tegen den vleugel geplaatst en speelde vervolgens op de heer lijkste wijze het concert van Beethoven, en na de pauze allerlei virtuozenstukken; en om nu eens een staaltje er van te geven hoe de zotte verbeelding van vele menschen door deze verzinsels wordt geprikkeld, wil ik u hier even vertellen, dat er eens een violist geweest is, in Rotterdam, die, aangemoedigd door deze verhalen, het in zijn kop kreeg hetzelfde te leveren. Kort voor zijn optreden in de Doelenzaal dronk hij zich zoo dronken als een oude Zwit ser. Vertrouwende op zijn vermeende genialiteit, liet hij zich, evenals zijn illustre voorbeeld zou overkomen zijn, over het podium dragen en werd, zooals dat er bijbehoorde tegen den vleugel aan gekanteld. Dat hij, aldus in ken- nelijken staat, zijn viool nog heeft kunnen vasthouden, is mij een raadsel. De begeleider begon dus het voorspel.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 204