ROND JOHAN J. H. VERHULST
187
t’en
Juffrouw moet je niet opstaan,
moet je niet naar je winkel?
O nee meneer, ik dank u zeer,
ik werk niet meer bij Sinkei.
Verder nog oude wijsjes, als Marlborough s’en va
guerre, Carnaval de Vénise, en dan volgde een oorver-
doovende schildering van den Slag bij Waterloo, waarin
alle volkshymnen gehoord werden van de Verbonden
legers; vervolgens een muzikale fantasie over die hym
nen, met razende chromatische loopjes, die het gekerm
van de gewonden moesten verklanken. En de volkshym
nen klonken afwisselend in majeur of in mineur, naar
gelang de krijgskansen gustig stonden of hopeloos. Dan
hoorde men weer de Marseillaise overwinnend stralen,
dan weer het Wilhelmus uit de diepten der ellende, en
omgekeerd. Maar dan kwam eindelijk het glanspunt van
den avond; in het donker van het nachtelijk Haagsche
terugkwamen in Den Haag, die feestelijke inkomst. Dr.
Wap hield de welkomstrede.”
Het was aandoénlijk als men dat die oude grenadiers
hoorde vertellen; hun zilveren soldatensnorren beefden
nog van emotie bij dat terugblikken in hun grooten tijd,
den tijd van den onvolprezen Dunkler. Vele oudere
Hagenaars en Rotterdammers hebben ongetwijfeld vaak
die orkestfantasieën van Dunkler op opera-melodieën
gehoord, maar ik weet niet zeker of er onder de lezers
zijn die Le Partisan kennen. Dat was een heel opmerke
lijk gewrocht, van het soort, dat bij onze grootouders zeer
in den smaak viel. Het was zooiets als een paraphrase
over populaire deuntjes uit die jaren; zooals: Alle eendjes
zwemmen in het water; La Pendule, een Fransch liedje,
dat in het Hollandsch vertaald zijnde luidde: