EEN WOORD TOT DE LEDEN 12 voorbeeld van oude architectuur, namelijk dat van den eerbied voor de herinnering aan twee groote figuren uit de Haagsche wereld der 17de eeuw. Wij kunnen gerust zeggen twee der edelste Nederlanders: Constantijn en Christiaen Huygens, die op Hofwijck geleefd hebben en gewerkt. Uit deze voorbeelden spreekt de waarde van het his torisch geweten duidelijk: het dwingt tot het betalen van den tol der dankbaarheid door openlijk te herinneren aan de groote verplichtingen tegenover figuren, die door een geschiedschrijver onzer dagen zoo kernachtig zijn aangeduid met den eerenaam van „Erflaters onzer Be schaving". Die Haghe is daarop immer bedacht geweest: zij plaatste gedenksteenen voor Simon Stevin, voor het Driemanschap van 1813: Hogendorp, van der Duyn van Maasdam en Van Limburg Stirum; voor Bosboom en Mevrouw Bosboom Toussaint; zij wijdde vergaderingen en voordrachten aan staatslieden en kunstenaars, aan dichters en geleerden; en haar Jaarboeken zijn een bijna onuitputtelijke bron geworden voor het leeren kennen van belangrijke Hagenaars, meestal ook belangrijke Nederlanders. Met dit laatste raak ik aan een ander facet van de werkzaamheden eener Historische Vereeniging. Men kan niet goed den eerbied voor het verleden opeischen, wan neer dat verleden niet gekend wordt. Een onmisbaren grondslag voor haar werk moet de Historische Vereeni ging dus zien in het leeren kennen en doen kennen van dit verleden. Bij haar stichting zag zij „bronnenstudie" zelfs als haar eenig doel. Het spreekt dus vanzelf, dat zij het niet vergat. Maar de groeiende Historische Ver eeniging, die niet meer een studeerend clubje, maar een element in de samenleving wil zijn, moedigt de bronnen studie niet meer aan om haarzelve, maar om hare resul-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 21