ROND JOHAN J. H. VERHULST 199 I Op een repetitie voor een Diligentiaconcert, waarbij zijn 4e Symphonic zou worden uitgevoerd, riep hij bij den aanvang van het tweede deel den hoornisten toe: „die Hörner sollen klingen wie die Hörner auf die Lünebürger Haide!” heeft veel groote kunstenaars bij zich te logeeren gehad. Om maar een der grootsten te noemen, vermeld ik Jo hannes Brahms, die in Den Haag, Utrecht en Rotterdam (1884), zijn vierde Symphonic gedirigeerd heeft en zijn eigen pianoconcert gespeeld. Ik heb den heer van Zuylen eens gevraagd: „hoe speelde Brahms piano?” „Fameus”, was het antwoord „maar hij studeerde weinig en daar door was zijn toon wat de Duitschers noemen: „etwas hölzern” 1 Ook Saint-Saëns is hier opgetreden als solist en diri gent, nl. in 1880. Hij speelde zijn 4e pianoconcert en caprice op melodieën uit Glucks Alceste, en dirigeerde zijn symphonisch gedicht „La Jeunesse d'Hercule”. Men vertelt, dat toen hier voor het eerst de Danse macabre werd uitgevoerd enkele dames flauw vielen bij het hoo- ren van de toen als orkestinstrument voor het eerst ge bruikte xylophoon, die het geklapper van de dansende geraamtes moest voorstellen. Iets wat op het eigenaardig karakter van Verhuist een sterk licht doet vallen, is een bizonderheid, die ik uit den mond van den reeds genoemden hoboïst Jan Hemmes heb gehoord. Eens, toen voor de ballet-muziek van Rosamunde van Schubert werd gerepeteerd, raakte hij zóó onder den indruk, dat hij met tranen in de oogen den len hoboïst toeriep: „Hemmes, wat is dat mooi!” Een echte romanticus, die geheel in het verleden leefde, en daardoor op hoogeren leeftijd al meer en meer alleen kwam te staan onder het opkomend muzikantengeslacht. Als hij, toen in het najaar van zijn leven, zoo voor zijn achterkamervenster zat te rooken en te droomen, al maar

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 220