ROND JOHAN J. H. VERHULST
206
Zie D. Joosten. Mengelberg-Gedenkboek, pag. 188.
2) Caecilia 49 (1892).
,,’t Is mij wel” zeide hij den boodschapper van deze Jobs
tijding, „Uw bestuur doet als een huisvrouw in een veel
omvattende huishouding, die een vaste dienstbode neemt
voor de bediening en buitendien een schoonmaakster voor
het vuile werk.” x)
Bij zijn zilveren feest (hij was toen zeventig) hebben
zich in het lofkoor eenige onopgeloste dissonanten doen
hooren, die hem smaakten als een valsche boon in de
koffie na een smakelijk diner, voornamelijk van den kant
van Nicolai, die bij het fraais, ’t welk hij over den fees
teling in Caecilia opsomde, niet kon nalaten op te merken,
dat Verhuist heel exclusief te werk was gegaan op zijn
hoogen muziekdictatorspost en behalve de uitvoering der
groote vernieuwers, veel jonge Hollandsche toondichters
in den weg had gestaan (daaronder zal natuurlijk ook
Diepenbrock gerekend zijn). Nicolaï komt me voor als
een violist, die de nieuwe vioolmethode van Sevcik be
wondert, er voor op de Turksche trom slaat, maar zelf
voortgaat, met een boek onder zijn rechterarm viool te
studeeren.
De beroemde Niels Gade schreef ter gelegenheid van
deze gebeurtenis zijn verwanten geest: „Unsere herr-
liche Kunst hat sich in deinem Vaterlande ausgebreitet
und steht jetzt überall in schönster Flor, und du weisst
recht gut, dass dein reger Geist und dein unaufhörliches
Wirken, dazu wesentlich beigetragen haben; Gott sei
gedankt, dass er dir ein so schönes Los beschert hat” 2).
Wel overstemde een dergelijke gelukwensch van een
Gade eenigen tijd allerlei stemmen van mindere draag
kracht, maar toch was hij, de leider van zijn eigen feest-
concert, dien avond niet bijster gerust over de naaste