EEN WOORD TOT DE LEDEN 13 taten. Zij moedigt de bronnenstudie aan door de moge lijkheid te openen, dat de uitkomsten ervan worden gemeengoed gemaakt door hare publicaties. Zij heeft het besef, dat historische bronnen bestudeeren een zeker vakmanschap vereischt en dat beunhazerij op dit gebied even ongewenscht is als op elk ander. Zij stelt daarom hare publicaties onder de hoede van de meest aangewezen vakmannen: den Gemeente archivaris, bijgestaan door een publicatie-commissie van deskundigen. Zoo zijn de Haagsche Jaarboeken, welke nu ook welhaast 50 deelen tellen, een buitengewoon rijk arsenaal geworden voor de kennis van bijna elk stukje geschiedenis van den Haag. Men zal het wel van mij willen aannemen, omdat ik spreek uit ervaring: het samenstellen van eene geschiedenis van den Haag zou eenvoudig een onmogelijkheid zijn geweest als de Jaar boeken niet zooveel onbekende feiten, zooveel leerzame samenvattingen, zooveel schrandere overzichten tot be schikking van den geschiedschrijver hadden gesteld. Het is te hopen, dat de serie geregeld zal kunnen wor den voortgezet; het is naar mijn meening een integree- rend en allerbelangrijkst deel van den arbeid, dien de Historische Vereeniging verrichten kan en moet. Die Haghe heeft het bij deze periodieke uitgave niet gelaten. Zij heeft eenige malen belangrijke werken op het gebied der stedelijke geschiedenis uitgegeven of hunne uitgave mogelijk of althans gemakkelijker ge maakt. Ik noem slechts de belangrijkste en herinner aan het op scherpzinnge bronnenstudie gegronde werk van den heer J. Smit over „den Haag in den Geuzentijd”; aan het op een jarenlange gemeenzaamheid met al wat op Scheveningen betrekking heeft berustende tweedeelige werk van J. Vermaas de „Geschiedenis van Schevenin gen” en aan de mooie en nuttige, geheel door die Haghe

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 22