ROND JOHAN J. H. VERHULST
212
voort met de
weldra door Den Haag; vele geliefde namen waren van
hun glans beroofd. De nieuwe tijd had zijn intrede ook
in de residentie gedaan. Het was afgeloopen met de ge
moedelijke oude sleur.
Het was een afbraak, een ruïne, waarop een nieuwe
muziekwereld zou worden opgetrokken. Het werd moei-
lijker voor musici in de orkesten; maar gelijk, hand
in hand met het socialisme, verscheen ook als vanzelf
de moderne vakbeweging: de Toonkunstenaarsbond, om
zoo mogelijk paal en perk te stellen aan de onredelijke
eischen, onvoldoende salarissen en ongelimiteerde repe
tities.
Het ging nog maar eenigen tijd zoo
oude sleur onder Richard Hol; maar weldra kreeg ook
deze er genoeg van. In den zomer van 1885 kwam de
Berliner Philharmonic te Scheveningen haar concerten
geven onder Mannstedt en deze lieten de Hagenaars
eens hooren, wat er met voortreffelijke musici en dage-
lijksche repetities te bereiken viel. Daarop volgde de
stichting van het latere Concertgebouworkest onder
Willem Kes en toen was het gedaan met de Haagsche
musici. Richard Hol wenschte op den ouden voet de
Diligentiaconcerten niet meer te leiden.
Met musici, die, doordat ze aan de Fransche Opera
verbonden waren en nog tal van andere besognes te
verrichten hadden, slechts één repetitie konden mee
maken, wilde hij niet meer verder gaan. En zoo wist hij
dan, door de macht van zijn groote reputatie, het be
stuur van de Diligentiaconcerten te bewegen, den Hage
naars hun congé te geven; en in 1892 deed het Concert
gebouworkest onder leiding van den toen 24-jarigen
Mengelberg zijn intrede in de Residentie. De strijd tus-
schen de Viottisten en Mengelbergianen zal velen nog
wel versch in het geheugen liggen. Deze strijd tusschen