EEN WOORD TOT DE LEDEN 25 Het hiervóór staande stuk werd door mij geschreven in April 1940, teneinde te zorgen, dat het Jaarboek, waarin het op 30 Sep tember zou moeten verschijnen, tijdig gereed zou kunnen zijn; de slotbeschouwing ontleende ik grootendeels aan een door mij in 1929 voor de Mij. der Ned. Letterkunde gehouden voordracht. Nu het stuk voor afdrukken gegeven moet worden, hebben zich intusschen gebeurtenissen afgespeeld, welke in April, zooal gevreesd, toch niet verwacht konden worden. Hoe zich de omstandigheden verder zul len ontwikkelen weten wij niet. Het leek mij desniettemin juist om dit stuk toch volkomen ongewijzigd af te drukken. In mijne opvat ting van de taak onzer Vereeniging is zeker geen verandering ge komen. H. E. v. G. En men moet niet slechts beginnen bij de jeugd als het begin, men moet ook beginnen dicht bij huis: kennis van de eigen omgeving, liefde voor de natuur in den omtrek, voor de schoonheid van de bouwkunst, die men dagelijks ziet, bewondering voor de schilderkunst, die in dezelfde plaatselijke sfeer is opgebloeid, kennis van de historie zijner woonplaats, die niet is afgesloten, maar welker ontwikkeling men medemaakt. En dat alles, niet als eind doel, maar als middel tot een geleidelijke wederopvoe- ding van ons volk tot een edel nationaal zelfbewustzijn, daardoor beter berekend voor een mogelijke en naar wij hopen ons wachtende internationale taak. Ziehier tenslotte een arbeidsveld voor de beoefenaars onzer Plaatselijke Historie, aan wie daarin een voorlich tingsdienst van beteekenis toekomt. Laat ik, daarom, hetgeen ik wilde opmerken ter her denking van ons halve-eeuwfeest, mogen besluiten met den wensch, dat in de tweede halve eeuw, welke zij in gaat, die Haghe het besef moge hebben van den adel van de taak, die zij de hare mag achten en den wil en de kracht om haar aan te vatten en te vervullen, tot heil van ons geliefd ’s-Gravenhage, en in dienst van het Vaderland.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 34