DE BRANDSCHATTING VAN DEN HAAG
30
Maximiliaan.
wind van Maximiliaan van Oostenrijk, die, na den tra-
gischen dood van zijn gemalin, Maria van Bourgondië,
in deze landen het regentschap voerde voor zijn zoontje,
den lateren Filips den Schonen.
De Hoeken, die toen in de verdrukking leefden en
van wie velen in ballingschap rondzwierven, achtten het
Vlaamsch verzet tegen Maximiliaan een schoone gele
genheid om ook in Holland een opstand te verwekken.
Hun vereenigingspunt was Sluis in Zeeuwsch-Vlaan
deren.
Zij kozen als hun aanvoerder den toen nauwelijks
twintig-jarigen jonker Frans, uit het roemruchte Hol-
landsche geslacht der Brederodes.
Jonker Frans, die te Leuven studeerde, gaf aan de
roepstem der Hoeksche edelen gehoor en kwam eveneens
te Sluis. In November 1488 stevende hij met een vloot,
bemand met Hoeksche ballingen en Vlamingen, naar
Rotterdam, dat hij in den nacht van 20 op 21 November
bijna zonder slag of stoot veroverde.
Nauwelijks was Jonker Frans meester van de Maas
stad, of hij begon van zijn veste uit het omliggende land
te plunderen en te brandschatten.
Zoodra de stand van zaken in Vlaanderen hem dit
mogelijk maakte, kwam Maximiliaan van Oostenrijk naar
Holland om aan den overmoed der Hoeken paal en perk
te stellen. Te Leiden hield hij een dagvaart, waar hij
in een krachtig vertoog de afgevaardigden van de overige
Hollandsche steden opwekte om eensgezind tegen de
Hoeken op te trekken. Van haar kant verzochten die
steden Maximiliaan om voor dat doel een heervaart uit
te schrijven.
Desen heyrvaert heeft den coningh1) met eenen