HET HOFBOEK VAN 1561 EN HET
40
den inhoud der huurcedullen, op verklaring bij eede of
op grond van taxatie. Dan wordt bij elk perceel land
vermeld het gebruik, dat er van gemaakt wordt: weiland,
hooiland, teelland, zaailand, kenniptuin. De plaatsaan
duiding gebeurt in het dorp naar straten en straatzijden.
Op het platte land volgt men een stelsel van opeenvol
gende strooken of weeren met aanduiding van de gren
zen, waartusschen die weeren zich uitstrekken. In deze
beide gevallen gaan hofboeken en kohieren dus op vrij
wel gelijke wijze te werk, maar in de kohieren (ik bedoel
hier uitsluitend die van 1561!) lijkt mij de wederzijdsche
ligging der perceelen in het algemeen gemakkelijker te
reconstrueeren dan in de hofboeken. De huurwaarde der
huizen doet op zich zelf reeds een maatstaf aan de hand
om het aanzien der woningen te toetsen, wanneer het
kohier nu en dan nalaat ze als huizen, huiskens of came-
ren te onderscheiden.
Uit dit overzicht blijkt al, dat de verscheidenheid der
verstrekte gegevens in het kohier belangrijk uitgaat
boven die van het hofboek. Maar er is meer. De leden
der belastingcommissie, gekozen uit het bestuur van het
ambacht en uit vooraanstaande buren 1grondden hun
opgaven uitsluitend op den toestand tusschen 1 Mei
1561 en 1 Mei 1562. Met een vroegeren toestand had
den zij geen bemoeienis. Ten aanzien van de opgaven in
de hofboeken weet men nooit met zekerheid, in hoever
1) Het kohier van de huizen in Den Haag volgens het plakkaat
der Kon. Maj. van 11 October 1561 werd 10 April 1563 overge
leverd door Joost Jacobsz burgemr, Adriaan van den Velde schepen,
Jan Purtyck secretaris, Claas Jansz procureur en Adriaan Mathysz
secretaris van Den Haag.
Met Jan Purtyck is bedoeld Jan Purtyck Evertsz of de oude,
secretaris van het Hof van Holland. Zijn zoon Jan volgde hem later
in die betrekking op.
Adriaan Mathysz voert den achternaam Benninck.