Staat in een post echter niet uitdrukkelijk vermeld, op
wat voor pand de opgave betrekking heeft, dan heb ik
gissing naar den aard ervan achterwege gelaten, hoewel
gissen hier zelden missen zou zijn in verband met ge-
gegevens uit andere bronnen, als transportregisters, enz.
Het hofboek verschaft alleen de namen van de eige
naars der perceelen en het bedrag van den hofpenning.
Slechts zelden komt een toevoeging voor als: huis, kamer,
tuin. De namen, die in de hofboekhelft van het staatje
niet in overeenstemming te brengen waren met die van
het kohier, zijn tusschen haakjes geplaatst.
Vergelijking van de beide deelen van het staatje
brengt als hoofdzaken het volgende aan het licht.
1°. Bij de omschrijving der eigenaren blijkt nu eens de
eene, dan weer de andere bron uitvoeriger te zijn, bijv,
door het vermelden van een achternaam, van het beroep,
enz. Om enkele voorbeelden te noemen: Jan Dircxz coo-
man (koh.) Jan Diricxz van Zaenen (hofb.), Joost
Jacobsz (k) Joost Jacopsz procureur (h), Vrederick
de Smit (k) Vrederick Jansz. alias Compeer (h),
Dirck de Brugom (k) Dirick Henricxz Bruegom (h),
enz. Voor identificatie van bepaalde personen kan ver
gelijking der bronnen derhalve van groot nut zijn.
2°. Behalve de namen van de eigenaars in beide docu
menten komen er in het kohier nog ruim 20 van huurders
bij, omtrent welke personen als bewoners van het Noord-
einde het hofboek ons volkomen onkundig laat. Het aan
tal namen van eigenaars in de lijst van het kohier voor
het hier besproken stuk van het Noordeinde bedraagt
zonder de herhalingen ongeveer 50, zoodat naar dien
maatstaf te rekenen het geheele kohier circa 40 meer
namen van inwoners van Den Haag zou kunnen bevat
ten dan het geheele hofboek.
3°. Het getal huizen in de kohierhelft is grooter dan in
KOHIER VAN DEN TIENDEN PENNING VAN 1561 43