HET HOFBOEK VAN 1561 EN HET 44 i -1) Hofb. 1512, f. 47a, bl. 310. Ik stem geheel in met den heer ter Meer Derval (Jaarb. Die Haghe, 1938, blz. 225), wanneer hij tegenover den heer Pabon betoogt, dat deze rosmolen niet ter plaatse van het Kon. Paleis heeft gestaan en met den naam van de Molenstraat niets te maken heeft. Omtrent den toenmaligen baljuw van Den Haag Guillaume Grandt zie men: Th. Morren, Jaarb. Die Haghe, 1899, blz. 371-416. die van het hofboek, doordien in dit laatste sommige perceelen, ofschoon met huizen bezet, als enkelvoudig te boek staan. Aan het hier beschouwde stuk van het Noordeinde doen zich niet minder dan drie gevallen van dien aard voor: a. het groote erf van Gerit Geritsz smit in het hof boek, waarmee ongetwijfeld overeenkomen de posten in het kohier, die op Gerit in de Guide Wagen, Gerrit de smit en Geryt Gerytsz houfsmit in de Guide Wagen be trekking hebben. De hoefsmid zelf bewoont er een vrij groot, maar verwaarloosd huis en verhuurt er verder een huis van middelmatige en drie huisjes van lage huur waarde benevens nog een tuintje: b. het terrein, dat den baljuw van Den Haag toebe hoort en in het hofboek voor 6 d. te boek staat, dus even hoog als dat van Gerrit den hoefsmid. Het is hetzelfde stuk grond, dat in het hofboek van 1512 als toekomende Willem Gout, rentmeester van Noordholland vermeld wordt met de toevoeging: „het erf dat nu huysinge syn daer de rossemolen pleech te staen” x). De vier huizen, die men er volgens het kohier op vindt, schijnen noch aanzienlijk noch heel gering te zijn. Eigenaardig en niet van belang ontbloot is het op te merken, hoe de baljuw er in slaagt voor drie van de vier huizen vrijdom van den tienden penning te verwerven. Het is wel merkwaar dig, dat juist de baljuw van Den Haag, monsr. Guillaume Grandt, een man van niet al te gunstige reputatie, er

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1940 | | pagina 54