EN DE TUIN VAN HET MAURITSHUIS
65
x) Worp. Briefwisseling Const. Huygens. Brief 890, bladz. 452.
5
Die, in de verkoopsvoorwaarden opgenomen clausule
over het bestaande houten bruggetje zal den vorst heel
wat ergernis gegeven hebben. Onbekend met deze be
lemmerende bepaling schreef S. van Haersolte op
29 Maart 1634 aan Huygens, na eerst eenige mede-
deelingen over, door zijn zoon bestelde deur en raam
kozijnen gedaan te hebbenWaarom bouwt gij nu
en stelt gij het niet uit, evenals graaf Maurits, die alleen
al zijne bouwmaterialen bijeengebracht heeft” x). En
zelfs meer dan een jaar later, op 14 April 1635 schreef
dezelfde uit Zwolle aan Huygens, na een bericht waar
om de natuursteen zoolang onderweg bleef, Ik
zou nu maar eerst den steen van graaf Maurits ge
bruiken”.
Inmiddels waren de toekomstige buren elkaar zooveel
mogelijk behulpzaam bij het bijeenbrengen van de bouw
materialen. Eiken stammen kwamen van Roer en Lippe,
uit het land van Luik werden blauwe steen, dakleien,
spijkers enz., aangevoerd. Uit dezelfde streek kwam ook
de kalk, want ook hiervoor moest Huygens doortocht
vragen. Een uitvoerige briefwisseling is hierover be
waard gebleven, (zie Worp. 24 Juli, 12, 21 en 30 Augus
tus 1634, 8 en 11 Sept, en 30 Dec. 1634, 17 Mrt, 14 Apr.,
6 Nov. en 26 Nov. 1635 en 14 en 20 Apr. 1636).
Geheel in tegenstelling met den geringen vooruitgang,
die er in de eerste jaren te bespeuren viel in de werk
zaamheden aan het huis van Johan Maurits, is de vlotte
bouwerij van Huygens. Reeds 27 November 1635 be
richtte hem zijn zwager de Wilhem: Het dak op
Uw huis is bijna gereed”. Toch liet ook Johan Maurits
de zaken niet op hun beloop. Op 7 October 1634 was
hem vergunning verleend „om onder de straete een in