EEN HISTORISCH PLEKJE 86 1) Ockenburgh in Westerbaen’s gedichten, bl. 166. Westerbaen laat zich in een van zijn gedichten L) hier over aldus uit: „En so de Preeckstoel zich verstond met Gringalet: Was den comediant het speelen niet belet: Mocht Dido, mocht Lucrees in schuyr of kaetsbaen steenen. So daer Corneilje weer mocht rijmen als voorhenen. En Cid en de Menteur zich toonen op ’t tooneel Moch Sprot, mocht Jean Farijn met backesen vol meel, Den gaper lachen doen om veelerhande kluchten: Wat sotte kijcker souw zijn schellingen bezuchten.” kocht van Mr, Maarten Tromper, lang 40 en breed 36 voet, gelegen achter het „picqueur huys dat dienen moest omme aan 't voorz. picqueurhuys gevoucht en ’t selve daermede sooveel vergroot te werden achtereenvolgende ’t versouck van Sijne Excellie.”. Er moest een pad, breed „vyer ofte vierdalve voeten”, opengelaten worden om bij Mr. Maerten mede gebruyckt te mogen werden tot een uytganck in den ganck respon- deerende in ’t Achterom. In 1609 werd nog door den timmerman 150 verdiend „voor nieuwe wercken en reparatie aan de pickeurhuyze van Zijn Excellie.”. In de 17e eeuw werd de pikeurschuur gebruikt voor tooneelvoorstellingen, gehouden door fransche come- dianten, maar zooals wij bij de behandeling van de kaatsbaan reeds zagen, waren tooneelvoorstellingen van 16501657 verboden. Prins Willem de Tweede, die met de Fransche spelers en vooral met de speelsters veel op had, leefde toen niet meer en de predikanten hadden de comedianten verdreven.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1941 | | pagina 102