EEN HISTORISCH PLEKJE
89
meester van Z.Hd. Prins Frederik Hendrik, op zijn ver
zoek door de „Camer van de Reeckeningen des Graeff-
lichheyts van Hollandt” toegestaan „te mogen betimme
ren seecker gedeelte van de pikeurschuijr”. Hij zette
daarop zijn huis (m), maar beklaagt zich er over dat zijn
huis was: „sonder achter lucht of plaets, waardoor een
onder- en een bovenkamer zoo donker waren”, maar zijn
grootste grief was ,,de groote moyte, quellinge en de
onrustigheyt van ’t speelen van de comedianten en de
overlast die daer door van de laqueyen ende andere
knechts ende moetwilligers werd geleden, soodanich dat
men de huysinge niet vrijelijck in ende uyt can comen,
als de bueren ende andere personen daer veel tijts
omtrent comende ofte voorbijgaende genoechsaem be
kent is”.
Hier vinden we de klacht van Frans van Limburch
bewaarheid, die hij uitte toen de kaatsbaan tot comedie
werd ingericht. De gang, die van het Buitenhof toegang
had naar de pikeurschuur, liep langs het huis van voorn.
Nicastre.
Na den dood van Willem de Tweede verzocht hij aan
die van de Reeckeningen „het huys te mogen verkoopen.
Het was hem,” zoo schreef hij „vergund geworden om
op sekere ledige erve comende voor aan de picoeurschuyr
een huys te timmeren, het geen hem 13000 gekost
had en waarvoor hij 25 ’s jaars aan de Grafelijkheid
en nog 30 aan verponding moest betalen.” Dit drukte
hem te zwaar „nu hij door ’s Prinsen overlijden zijn jaar-
lijksche traktement van 800 als Hofmeester verloren
had”.
9 Maart 1656 werd het verzoek hem toegestaan en
14 Mei 1658 ging het huis over aan Dirck van Soest,
notaris en wijnkooper, die, zooals wij reeds zagen, ook